UIT DE NOTARISPRAKTIJK juni 2010.
Bij de afwikkeling van de nalatenschap van een overledene moet je alle spullen van de overledene minus de schulden op waarde gaan zetten, om het saldo (omvang) van de erfenis te bepalen. Dit saldo wordt vervolgens verdeeld over de erfgenamen. Zo werd ons in dit kader de vraag voorgelegd of vakantiedagen die de overledene had opgebouwd ook verplicht door de werkgever uitbetaald moesten worden aan de erfgenamen.
De betreffende werkgever was eerst van mening dat de vakantiedagen niet meer opgenomen konden worden door de werknemer vanwege zijn overlijden. Wel was hij bereid om nog een maandsalaris uit te betalen. Volgens de wet komt de echtgenoot of de samenwonende partner immers dat maandsalaris toe. Is er geen echtgenoot of samenwonende partner, dan komt het salaris aan de minderjarige kinderen toe. Zijn die er niet, dan komt het salaris toe aan degene met wie de werknemer in gezinsverband leefde en in wiens onderhoud de overledene grotendeels voorzag.
Of vakantiedagen ook voor vergoeding in aanmerking komen, daarover is de wet niet duidelijk. Ook de rechters zijn niet eenduidig in hun uitspraken.
Zo was de kantonrechter te Assen van mening dat het recht op uitbetaling van niet opgenomen vakantiedagen pas gevorderd kon worden vanaf het moment van beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Voor het overlijden bestond de dienstbetrekking nog en had de werknemer nog geen aanspraak op uitbetaling van zijn vakantiedagen, maar had hij wel recht op het opnemen van de dagen. Door het overlijden is de dienstbetrekking echter geëindigd en kan de werknemer zelf die vakantiedagen niet meer opnemen. De rechter was dan ook van mening dat die dagen dan niet in de nalatenschap van de werknemer terecht waren gekomen en derhalve niet door de werkgever behoefden te worden voldaan.
De kantonrechter te Amersfoort was echter een andere mening toegedaan. Deze rechter vond dat de niet opgenomen vakantiedagen wel in de nalatenschap van de werknemer waren terechtgekomen. Bij beëindiging van de dienstbetrekking zou immers ook de niet opgenomen vakantiedagen voor vergoeding in aanmerking komen. Die dienstbetrekking was door het overlijden thans beëindigd. Dit had tot gevolg dat de werkgever over het bedrag van de uit te betalen vakantiedagen ook nog eens de wettelijke rente en de wettelijke verhoging diende te voldoen. Hij vond kortom dat de aanspraak op de vakantiedagen wel in de erfenis viel.
Wat nu, nu er geen eenduidigheid over dit onderwerp bestaat? Als notaris kan je niet voor rechter spelen, doch wel de betrokkenen enkele punten ter overweging mee geven. Punten zoals vermeld in de vorige twee rechterlijke uitspraken, maar ook het navolgende.
Zo hebben wij “onze” werkgever het volgende ter overweging voorgelegd: een werkgever ziet de aanspraak van een werknemer op vakantie als een vermogensbestanddeel. Hiertoe wordt door bedrijven vaak een reservering op de balans gemaakt. Er wordt als het ware geld opzij gezet voor het geval de dagen uitbetaald dienen te worden. Dat vermogen wordt boekhoudkundig aangemerkt als geld dat niet de werkgever toekomt, maar zijn werknemer. Door het niet hoeven uit betalen valt het vermogensbestanddeel vrij waardoor de werkgever een voordeel toekomt. Daarnaast zou de kwestie anders aan de kantonrechter moeten worden voorgelegd, waardoor de lak wel eens duurder dan de brief zou kunnen worden. De werkgever was vanuit dit licht bezien, maar ook uit piëteit naar de nabestaanden toe, alsnog bereid de vakantiedagen uit te betalen.